meelezen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | lees mee | las mee | heb meegelezen |
| jij, je, u | leest mee | las mee | hebt meegelezen |
| hij, zij, het | leest mee | las mee | heeft meegelezen |
| wij | lezen mee | lazen mee | hebben meegelezen |
| jullie | lezen mee | lazen mee | hebben meegelezen |
| zij, ze | lezen mee | lazen mee | hebben meegelezen |
Presens
Example presens sentences for Meelezen with some of the pronouns.
- Ik lees mee met de tekst.
- Jij leest mee tijdens de les.
- Hij/Zij leest altijd mee in de krant.
- Wij lezen mee in het boek.
- Zij lezen vaak mee met de vergadering.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Meelezen with some of the pronouns.
- Ik las vroeger altijd mee met mijn ouders.
- Jij las stiekem mee in mijn dagboek.
- Hij/Zij las regelmatig mee tijdens de lessen.
- Wij lazen samen mee in het tijdschrift.
- Zij lazen soms mee met ons gesprek.
Perfectum
Example perfectum sentences for Meelezen with some of the pronouns.
- Ik heb meeglezen met het artikel.
- Jij hebt tijdens de les meegelzen.
- Hij/Zij heeft altijd meegelezen in de krant.
- Wij hebben meeglezen in het boek.
- Zij hebben vaak meegeluisterd met de vergadering.