misschieten
| Presens  | Imperfectum | Perfectum  | |
|---|---|---|---|
| ik | schiet mis | schoot mis | heb misgeschoten | 
| jij, je, u | schiet mis | schoot mis | hebt misgeschoten | 
| hij, zij, het | schiet mis | schoot mis | heeft misgeschoten | 
| wij | schieten mis | schoten mis | hebben misgeschoten | 
| jullie | schieten mis | schoten mis | hebben misgeschoten | 
| zij, ze | schieten mis | schoten mis | hebben misgeschoten | 
Presens
Example presens sentences for Misschieten with some of the pronouns.
- Ik mischiet regelmatig tijdens het boogschieten.
 - Jij mistchiet nooit je doelwit met dat geweer.
 - Hij mistchiet vaak als hij probeert te scoren.
 - Wij misschieten zelden bij het gooien van een frisbee.
 - Zij misschieten altijd als ze met pijl en boog schieten.
 
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Misschieten with some of the pronouns.
- Ik miste regelmatig tijdens het boogschieten.
 - Jij miste nooit je doelwit met dat geweer.
 - Hij miste vaak als hij probeerde te scoren.
 - Wij misten zelden bij het gooien van een frisbee.
 - Zij misten altijd als ze met pijl en boog schoten.
 
Perfectum
Example perfectum sentences for Misschieten with some of the pronouns.
- Ik heb regelmatig misgeschoten tijdens het boogschieten.
 - Jij hebt nooit je doelwit gemist met dat geweer.
 - Hij heeft vaak misgeschoten toen hij probeerde te scoren.
 - Wij hebben zelden misgeschoten bij het gooien van een frisbee.
 - Zij hebben altijd misgeschoten toen ze met pijl en boog schoten.