onderleggen
| Presens  | Imperfectum | Perfectum  | |
|---|---|---|---|
| ik | onderleg | onderlegde | heb onderlegd | 
| jij, je, u | onderlegt | onderlegde | hebt onderlegd | 
| hij, zij, het | onderlegt | onderlegde | heeft onderlegd | 
| wij | onderleggen | onderlegden | hebben onderlegd | 
| jullie | onderleggen | onderlegden | hebben onderlegd | 
| zij, ze | onderleggen | onderlegden | hebben onderlegd | 
Presens
Example presens sentences for Onderleggen with some of the pronouns.
- Ik onderleg een schrift met papier.
 - Jij onderlegt het boek met een bladwijzer.
 - Hij onderlegt zijn presentatie met grafieken.
 - Wij onderleggen de tafel met een tafelkleed.
 - Zij onderleggen de stoelen met kussens.
 
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Onderleggen with some of the pronouns.
- Vroeger onderlegde ik mijn bed met extra kussens.
 - Toen we nog studenten waren, onderlegden we onze essays met bronnen.
 - Hij onderlegde altijd zijn werkstukken met voorbeelden.
 - In die tijd onderlegden we de taart met verse vruchten.
 - Als kind onderlegde ik mijn tekeningen met glitters.
 
Perfectum
Example perfectum sentences for Onderleggen with some of the pronouns.
- Ik heb het document ondergelegd.
 - Jij hebt de foto's ondergelegd.
 - Hij heeft zijn argumenten ondergelegd.
 - Wij hebben de vloer ondergelegd met laminaat.
 - Zij hebben de proef ondergelegd aan verschillende testen.