ontketenen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | ontketen | ontketende | heb ontketend |
| jij, je, u | ontketent | ontketende | hebt ontketend |
| hij, zij, het | ontketent | ontketende | heeft ontketend |
| wij | ontketenen | ontketenden | hebben ontketend |
| jullie | ontketenen | ontketenden | hebben ontketend |
| zij, ze | ontketenen | ontketenden | hebben ontketend |
Presens
Example presens sentences for Ontketenen with some of the pronouns.
- Ik ontketen een revolutie.
- Jij ontketent een storm van kritiek.
- Hij/zij/het ontketent chaos in de stad.
- Wij ontketenen een golf van verandering.
- Jullie ontketenen een discussie over het onderwerp.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Ontketenen with some of the pronouns.
- Ik ontketende een revolutie.
- Jij ontketende een storm van kritiek.
- Hij/zij/het ontketende chaos in de stad.
- Wij ontketenden een golf van verandering.
- Jullie ontketenden een discussie over het onderwerp.
Perfectum
Example perfectum sentences for Ontketenen with some of the pronouns.
- Ik heb een revolutie ontketend.
- Jij hebt een storm van kritiek ontketend.
- Hij/zij/het heeft chaos in de stad ontketend.
- Wij hebben een golf van verandering ontketend.
- Jullie hebben een discussie over het onderwerp ontketend.