opeenklemmen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | klem opeen | klemde opeen | heb opeengeklemd |
| jij, je, u | klemt opeen | klemde opeen | hebt opeengeklemd |
| hij, zij, het | klemt opeen | klemde opeen | heeft opeengeklemd |
| wij | klemmen opeen | klemden opeen | hebben opeengeklemd |
| jullie | klemmen opeen | klemden opeen | hebben opeengeklemd |
| zij, ze | klemmen opeen | klemden opeen | hebben opeengeklemd |
Presens
Example presens sentences for Opeenklemmen with some of the pronouns.
- Ik klem opeen tijdens het spel.
- Jij klemt opeen wanneer je gestrest bent.
- Hij/Zij klemt opeen om zijn/haar woede te uiten.
- Wij klemmen opeen bij het zien van een enge film.
- Jullie klemmen opeen tijdens de teambuildingactiviteit.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Opeenklemmen with some of the pronouns.
- Ik klemd opeen terwijl ik naar de film keek.
- Jij klemde opeen toen je de vraag hoorde.
- Hij/Zij klemde opeen tijdens de vergadering.
- Wij klemden opeen tijdens het concert.
- Jullie klemden opeen terwijl jullie op de foto gingen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Opeenklemmen with some of the pronouns.
- Ik heb opeengeklemd nadat ik het goede nieuws hoorde.
- Jij hebt opeengeklemd toen je de pijn voelde.
- Hij/Zij heeft opeengeklemd tijdens de yoga-oefeningen.
- Wij hebben opeengeklemd na de zware training.
- Jullie hebben opeengeklemd tijdens het optreden.