ploten

Conjugations List of Ploten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikplootplootteheb geploot
jij, je, uplootploottehebt geploot
hij, zij, hetplootplootteheeft geploot
wijplotenploottenhebben geploot
jullieplotenploottenhebben geploot
zij, zeplotenploottenhebben geploot

Presens

Example presens sentences for Ploten with some of the pronouns.

  • Ik plot nu een nieuw boek.
  • Jij plot regelmatig in je vrije tijd.
  • Hij/Zij plot een spannende film.
  • Wij ploten samen een strategie.
  • Zij ploten altijd grappige sketches.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Ploten with some of the pronouns.

  • Vroeger plotte ik vaak verhalen.
  • Toen ik jonger was, plotte jij altijd met mij.
  • Hij/Zij plotte vroeger veel muziekstukken.
  • Wij plotten vroeger samen korte films.
  • Zij plotten altijd grappen tijdens de lessen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Ploten with some of the pronouns.

  • Ik heb net een boek geplot.
  • Jij hebt gisteren veel ploten gedaan.
  • Hij/Zij heeft een fantastische film geplot.
  • Wij hebben al onze ideeën geplot.
  • Zij hebben een succesvolle show geplot.