rechtkomen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | kom recht | kwam recht | ben rechtgekomen |
| jij, je, u | komt recht | kwam recht | bent rechtgekomen |
| hij, zij, het | komt recht | kwam recht | is rechtgekomen |
| wij | komen recht | kwamen recht | zijn rechtgekomen |
| jullie | komen recht | kwamen recht | zijn rechtgekomen |
| zij, ze | komen recht | kwamen recht | zijn rechtgekomen |
Presens
Example presens sentences for Rechtkomen with some of the pronouns.
- Ik kom recht als ik val.
- Jij komt recht na het buigen.
- Hij komt recht opstaan na het zitten.
- Wij komen recht als we gestruikeld zijn.
- Zij komen recht nadat ze gevallen zijn.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Rechtkomen with some of the pronouns.
- Ik kwam recht toen ik viel.
- Jij kwam recht na het buigen.
- Hij kwam recht opstaan na het zitten.
- Wij kwamen recht toen we gestruikeld waren.
- Zij kwamen recht nadat ze gevallen waren.
Perfectum
Example perfectum sentences for Rechtkomen with some of the pronouns.
- Ik ben rechtgekomen na de val.
- Jij bent rechtgekomen na het buigen.
- Hij is rechtgekomen na het zitten.
- Wij zijn rechtgekomen nadat we gestruikeld zijn.
- Zij zijn rechtgekomen na de val.