vergalopperen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | vergaloppeer | vergaloppeerde | heb vergaloppeerd |
| jij, je, u | vergaloppeert | vergaloppeerde | hebt vergaloppeerd |
| hij, zij, het | vergaloppeert | vergaloppeerde | heeft vergaloppeerd |
| wij | vergalopperen | vergaloppeerden | hebben vergaloppeerd |
| jullie | vergalopperen | vergaloppeerden | hebben vergaloppeerd |
| zij, ze | vergalopperen | vergaloppeerden | hebben vergaloppeerd |
Presens
Example presens sentences for Vergalopperen with some of the pronouns.
- Ik vergaloppeer me regelmatig tijdens het paardrijden.
- Jij vergaloppeert je altijd in je uitspraken.
- Hij vergaloppeert zich vaak in zijn beslissingen.
- Wij vergalopperen ons soms tijdens het koken.
- Zij vergalopperen zich regelmatig in hun financiën.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Vergalopperen with some of the pronouns.
- Ik vergaloppeerde me regelmatig tijdens het paardrijden.
- Jij vergaloppeerde je altijd in je uitspraken.
- Hij vergaloppeerde zich vaak in zijn beslissingen.
- Wij vergaloppeerden ons soms tijdens het koken.
- Zij vergaloppeerden zich regelmatig in hun financiën.
Perfectum
Example perfectum sentences for Vergalopperen with some of the pronouns.
- Ik ben me regelmatig vergaloppeerd tijdens het paardrijden.
- Jij bent je altijd vergaloppeerd in je uitspraken.
- Hij is zich vaak vergaloppeerd in zijn beslissingen.
- Wij zijn ons soms vergallopeerd tijdens het koken.
- Zij zijn zich regelmatig vergaloppeerd in hun financiën.