Vergenoegen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | vergenoeg | vergenoegde | heb vergenoegd |
jij, je, u | vergenoegt | vergenoegde | hebt vergenoegd |
hij, zij, het | vergenoegt | vergenoegde | heeft vergenoegd |
wij | vergenoegen | vergenoegden | hebben vergenoegd |
jullie | vergenoegen | vergenoegden | hebben vergenoegd |
zij, ze | vergenoegen | vergenoegden | hebben vergenoegd |