vernederlandsen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | vernederlands | vernederlandste | ben vernederlandst |
| jij, je, u | vernederlandst | vernederlandste | bent vernederlandst |
| hij, zij, het | vernederlandst | vernederlandste | is vernederlandst |
| wij | vernederlandsen | vernederlandsten | zijn vernederlandst |
| jullie | vernederlandsen | vernederlandsten | zijn vernederlandst |
| zij, ze | vernederlandsen | vernederlandsten | zijn vernederlandst |
Presens
Example presens sentences for Vernederlandsen with some of the pronouns.
- Ik vernederlandse de teksten voor mijn studenten.
- Jij vernederlandst woorden uit andere talen.
- Hij/zij vernederlandst het onderwijsbeleid in de school.
- Wij vernederlandsen de gebruiken van onze organisatie.
- Jullie vernederlandsen de namen van beroemde personen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Vernederlandsen with some of the pronouns.
- Ik vernederlandste de teksten voor mijn studenten.
- Jij vernederlandste woorden uit andere talen.
- Hij/zij vernederlandste het onderwijsbeleid in de school.
- Wij vernederlandsten de gebruiken van onze organisatie.
- Jullie vernederlandsten de namen van beroemde personen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Vernederlandsen with some of the pronouns.
- Ik heb de teksten voor mijn studenten vernederlandst.
- Jij hebt woorden uit andere talen vernederlandst.
- Hij/zij heeft het onderwijsbeleid in de school vernederlandst.
- Wij hebben de gebruiken van onze organisatie vernederlandst.
- Jullie hebben de namen van beroemde personen vernederlandst.