Verstempelen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | verstempel | verstempelde | heb verstempeld |
jij, je, u | verstempelt | verstempelde | hebt verstempeld |
hij, zij, het | verstempelt | verstempelde | heeft verstempeld |
wij | verstempelen | verstempelden | hebben verstempeld |
jullie | verstempelen | verstempelden | hebben verstempeld |
zij, ze | verstempelen | verstempelden | hebben verstempeld |