verwonderen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | verwonder | verwonderde | heb verwonderd |
| jij, je, u | verwondert | verwonderde | hebt verwonderd |
| hij, zij, het | verwondert | verwonderde | heeft verwonderd |
| wij | verwonderen | verwonderden | hebben verwonderd |
| jullie | verwonderen | verwonderden | hebben verwonderd |
| zij, ze | verwonderen | verwonderden | hebben verwonderd |
Presens
Example presens sentences for Verwonderen with some of the pronouns.
- Ik verwonder me over de schoonheid van de natuur.
- Jij verwondert je altijd over kleine dingen.
- Hij verwondert zich over de resultaten van het onderzoek.
- Wij verwonderen ons over de snelheid waarmee de tijd voorbijgaat.
- Zij verwonderen zich over de diversiteit van de cultuur.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verwonderen with some of the pronouns.
- Ik verwonderde me toen ik de verrassingsfeest zag.
- Jij verwonderde je altijd over de grootte van de wereld.
- Hij verwonderde zich over de oude foto's.
- Wij verwonderden ons over de vreemde geluiden in het bos.
- Zij verwonderden zich over de snelheid van de trein.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verwonderen with some of the pronouns.
- Ik heb me verwonderd over zijn talent.
- Jij hebt je altijd verwonderd over onrechtvaardigheid.
- Hij heeft zich verwonderd over de veranderingen in de stad.
- Wij hebben ons verwonderd over de gastvrijheid van de mensen.
- Zij hebben zich verwonderd over de prachtige zonsondergang.