verzeggen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | verzeg | verzegde | heb verzegd |
| jij, je, u | verzegt | verzegde | hebt verzegd |
| hij, zij, het | verzegt | verzegde | heeft verzegd |
| wij | verzeggen | verzegden | hebben verzegd |
| jullie | verzeggen | verzegden | hebben verzegd |
| zij, ze | verzeggen | verzegden | hebben verzegd |
Presens
Example presens sentences for Verzeggen with some of the pronouns.
- Ik verzeg
- Jij verzeggt
- Hij/Zij/Het verzeggt
- Wij verzeggen
- Jullie verzeggen
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verzeggen with some of the pronouns.
- Ik verzegde
- Jij verzegde
- Hij/Zij/Het verzegde
- Wij verzegden
- Jullie verzegden
Perfectum
Example perfectum sentences for Verzeggen with some of the pronouns.
- Ik heb verzegd
- Jij hebt verzegd
- Hij/Zij/Het heeft verzegd
- Wij hebben verzegd
- Jullie hebben verzegd