Verzinnelijken
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | verzinnelijk | verzinnelijkte | heb verzinnelijkt |
jij, je, u | verzinnelijkt | verzinnelijkte | hebt verzinnelijkt |
hij, zij, het | verzinnelijkt | verzinnelijkte | heeft verzinnelijkt |
wij | verzinnelijken | verzinnelijkten | hebben verzinnelijkt |
jullie | verzinnelijken | verzinnelijkten | hebben verzinnelijkt |
zij, ze | verzinnelijken | verzinnelijkten | hebben verzinnelijkt |