voordrukken
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | druk voor | drukte voor | heb voorgedrukt | 
| jij, je, u | drukt voor | drukte voor | hebt voorgedrukt | 
| hij, zij, het | drukt voor | drukte voor | heeft voorgedrukt | 
| wij | drukken voor | drukten voor | hebben voorgedrukt | 
| jullie | drukken voor | drukten voor | hebben voorgedrukt | 
| zij, ze | drukken voor | drukten voor | hebben voorgedrukt | 
Presens
Example presens sentences for Voordrukken with some of the pronouns.
- Ik druk voord.
- Jij drukt voord.
- Hij/Zij drukt voord.
- Wij drukken voord.
- Jullie drukken voord.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Voordrukken with some of the pronouns.
- Ik drukte voord.
- Jij drukte voord.
- Hij/Zij drukte voord.
- Wij drukten voord.
- Jullie drukten voord.
Perfectum
Example perfectum sentences for Voordrukken with some of the pronouns.
- Ik heb voorgedrukt.
- Jij hebt voorgedrukt.
- Hij/Zij heeft voorgedrukt.
- Wij hebben voorgedrukt.
- Jullie hebben voorgedrukt.