voortoveren
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | tover voor | toverde voor | heb voorgetoverd | 
| jij, je, u | tovert voor | toverde voor | hebt voorgetoverd | 
| hij, zij, het | tovert voor | toverde voor | heeft voorgetoverd | 
| wij | toveren voor | toverden voor | hebben voorgetoverd | 
| jullie | toveren voor | toverden voor | hebben voorgetoverd | 
| zij, ze | toveren voor | toverden voor | hebben voorgetoverd | 
Presens
Example presens sentences for Voortoveren with some of the pronouns.
- Ik tover voort in de tuin.
- Jij tovert voort met je vrienden.
- Hij/Zij tovert voort op het podium.
- Wij toveren voort tijdens de les.
- Zij toveren voort met hun creatieve ideeƫn.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Voortoveren with some of the pronouns.
- Ik toverde voort in de tuin.
- Jij toverde voort met je vrienden.
- Hij/Zij toverde voort op het podium.
- Wij toverden voort tijdens de les.
- Zij toverden voort met hun creatieve ideeƫn.
Perfectum
Example perfectum sentences for Voortoveren with some of the pronouns.
- Ik heb voortgetoverd in de tuin.
- Jij hebt voortgetoverd met je vrienden.
- Hij/Zij heeft voortgetoverd op het podium.
- Wij hebben voortgetoverd tijdens de les.
- Zij hebben voortgetoverd met hun creatieve ideeƫn.