Voorzuiveren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | zuiver voor | zuiverde voor | heb voorgezuiverd |
jij, je, u | zuivert voor | zuiverde voor | hebt voorgezuiverd |
hij, zij, het | zuivert voor | zuiverde voor | heeft voorgezuiverd |
wij | zuiveren voor | zuiverden voor | hebben voorgezuiverd |
jullie | zuiveren voor | zuiverden voor | hebben voorgezuiverd |
zij, ze | zuiveren voor | zuiverden voor | hebben voorgezuiverd |