Waarderen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | waardeer | waardeerde | heb gewaardeerd |
jij, je, u | waardeert | waardeerde | hebt gewaardeerd |
hij, zij, het | waardeert | waardeerde | heeft gewaardeerd |
wij | waarderen | waardeerden | hebben gewaardeerd |
jullie | waarderen | waardeerden | hebben gewaardeerd |
zij, ze | waarderen | waardeerden | hebben gewaardeerd |