Wegspelen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | speel weg | speelde weg | heb weggespeeld |
jij, je, u | speelt weg | speelde weg | hebt weggespeeld |
hij, zij, het | speelt weg | speelde weg | heeft weggespeeld |
wij | spelen weg | speelden weg | hebben weggespeeld |
jullie | spelen weg | speelden weg | hebben weggespeeld |
zij, ze | spelen weg | speelden weg | hebben weggespeeld |