zwermen

Presens
*onvoltooid tegenwoordige tijd
Imperfectum
*onvoltooid verleden tijd
Perfectum
*voltooid tegenwoordige tijd
ikzwermzwermdeheb gezwermd
jij, je, uzwermtzwermdehebt gezwermd
hij, zij, hetzwermtzwermdeheeft gezwermd
wijzwermenzwermdenhebben gezwermd
julliezwermenzwermdenhebben gezwermd
zij, zezwermenzwermdenhebben gezwermd