aankijken
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | kijk aan | keek aan | heb aangekeken |
| jij, je, u | kijkt aan | keek aan | hebt aangekeken |
| hij, zij, het | kijkt aan | keek aan | heeft aangekeken |
| wij | kijken aan | keken aan | hebben aangekeken |
| jullie | kijken aan | keken aan | hebben aangekeken |
| zij, ze | kijken aan | keken aan | hebben aangekeken |
Presens
Example presens sentences for Aankijken with some of the pronouns.
- Ik kijk naar de mooie zonsondergang.
- Jij kijkt naar de televisie.
- Hij/Zij kijkt me aan met een verbaasde blik.
- Wij kijken vol verwachting uit naar het feest.
- Zij kijken naar de vogels in de lucht.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Aankijken with some of the pronouns.
- Ik keek naar de sterren toen ik buiten was.
- Jij keek verrast toen je het cadeau opende.
- Hij/Zij keek langdurig naar de foto's in het album.
- Wij keken met bewondering naar de acrobaten in het circus.
- Zij keken angstig naar de donkere lucht voor de storm.
Perfectum
Example perfectum sentences for Aankijken with some of the pronouns.
- Ik heb naar je aangekeken tijdens de presentatie.
- Jij bent naar de filmsterren aangekeken op het rode tapijt.
- Hij/Zij heeft me met liefde aangekeken.
- Wij hebben naar de kunstwerken aangekeken in het museum.
- Zij zijn naar de prachtige architectuur aangekeken in de oude stad.