bovenhalen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | haal boven | haalde boven | heb bovengehaald |
| jij, je, u | haalt boven | haalde boven | hebt bovengehaald |
| hij, zij, het | haalt boven | haalde boven | heeft bovengehaald |
| wij | halen boven | haalden boven | hebben bovengehaald |
| jullie | halen boven | haalden boven | hebben bovengehaald |
| zij, ze | halen boven | haalden boven | hebben bovengehaald |
Presens
Example presens sentences for Bovenhalen with some of the pronouns.
- Ik haal de herinneringen boven.
- Jij haalt de oude foto's boven.
- Hij haalt zijn talenten boven.
- Zij haalt haar kennis boven.
- Wij halen de feiten boven.
Perfectum
Example perfectum sentences for Bovenhalen with some of the pronouns.
- Ik heb de herinneringen bovengehaald.
- Jij hebt de oude foto's bovengehaald.
- Hij heeft zijn talenten bovengehaald.
- Zij heeft haar kennis bovengehaald.
- Wij hebben de feiten bovengehaald.