componeren
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | componeer | componeerde | heb gecomponeerd |
| jij, je, u | componeert | componeerde | hebt gecomponeerd |
| hij, zij, het | componeert | componeerde | heeft gecomponeerd |
| wij | componeren | componeerden | hebben gecomponeerd |
| jullie | componeren | componeerden | hebben gecomponeerd |
| zij, ze | componeren | componeerden | hebben gecomponeerd |
Presens
Example presens sentences for Componeren with some of the pronouns.
- Ik componeer muziek voor films.
- Hij componeert een symfonie voor het concert.
- Zij componeert prachtige melodieën.
- We componeerden samen een liedje.
- Jullie componeren nieuwe stukken voor het koor.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Componeren with some of the pronouns.
- Ik componeerde muziek voor films toen ik jong was.
- Hij componeerde een symfonie voor het concert vorig jaar.
- Zij componeerde prachtige melodieën tijdens haar carrière.
- We componeerden vaak samen liedjes in onze vrije tijd.
- Jullie componeerden nieuwe stukken voor het koor elke week.
Perfectum
Example perfectum sentences for Componeren with some of the pronouns.
- Ik heb muziek gecomponeerd voor films.
- Hij heeft een symfonie gecomponeerd voor het concert.
- Zij heeft prachtige melodieën gecomponeerd.
- We hebben samen een liedje gecomponeerd.
- Jullie hebben nieuwe stukken gecomponeerd voor het koor.