deactiveren
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | deactiveer | deactiveerde | heb gedeactiveerd |
| jij, je, u | deactiveert | deactiveerde | hebt gedeactiveerd |
| hij, zij, het | deactiveert | deactiveerde | heeft gedeactiveerd |
| wij | deactiveren | deactiveerden | hebben gedeactiveerd |
| jullie | deactiveren | deactiveerden | hebben gedeactiveerd |
| zij, ze | deactiveren | deactiveerden | hebben gedeactiveerd |
Presens
Example presens sentences for Deactiveren with some of the pronouns.
- Ik deactiveer de oude gebruikersaccounts.
- Jij deactiveert de beveiligingsfunctie.
- Hij/zij/het deactiveert de alarmen.
- Wij deactiveren de verouderde software.
- Zij deactiveren de elektronische apparaten.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Deactiveren with some of the pronouns.
- Vroeger deactiveerde ik regelmatig oude accounts.
- Jij deactiveerde de beveiligingsfunctie gisteren.
- Hij/zij/het deactiveerde de alarmen elke dag.
- Wij deactiveerden vaak verouderde software.
- Zij deactiveerden de elektronische apparaten regelmatig.
Perfectum
Example perfectum sentences for Deactiveren with some of the pronouns.
- Ik heb de oude gebruikersaccounts gedeactiveerd.
- Jij hebt de beveiligingsfunctie gedeactiveerd.
- Hij/zij/het heeft de alarmen gedeactiveerd.
- Wij hebben de verouderde software gedeactiveerd.
- Zij hebben de elektronische apparaten gedeactiveerd.