herformuleren
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | herformuleer | herformuleerde | heb geherformuleerd |
| jij, je, u | herformuleert | herformuleerde | hebt geherformuleerd |
| hij, zij, het | herformuleert | herformuleerde | heeft geherformuleerd |
| wij | herformuleren | herformuleerden | hebben geherformuleerd |
| jullie | herformuleren | herformuleerden | hebben geherformuleerd |
| zij, ze | herformuleren | herformuleerden | hebben geherformuleerd |
Presens
Example presens sentences for Herformuleren with some of the pronouns.
- Ik herformuleer de zin voor een beter begrip.
- Jij herformuleert je standpunt in deze discussie.
- Hij herformuleert de vraag om duidelijkheid te krijgen.
- Wij herformuleren de instructies voor het project.
- Zij herformuleren de tekst om hem leesbaarder te maken.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Herformuleren with some of the pronouns.
- Ik herformuleerde de zin voor een beter begrip.
- Jij herformuleerde je standpunt in deze discussie.
- Hij herformuleerde de vraag om duidelijkheid te krijgen.
- Wij herformuleerden de instructies voor het project.
- Zij herformuleerden de tekst om hem leesbaarder te maken.
Perfectum
Example perfectum sentences for Herformuleren with some of the pronouns.
- Ik heb de zin hergeformuleerd voor een beter begrip.
- Jij hebt je standpunt in deze discussie hergeformuleerd.
- Hij heeft de vraag hergeformuleerd om duidelijkheid te krijgen.
- Wij hebben de instructies voor het project hergeformuleerd.
- Zij hebben de tekst hergeformuleerd om hem leesbaarder te maken.