inhouden
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | hou in | hield in | heb ingehouden |
| jij, je, u | houdt in | hield in | hebt ingehouden |
| hij, zij, het | houdt in | hield in | heeft ingehouden |
| wij | houden in | hielden in | hebben ingehouden |
| jullie | houden in | hielden in | hebben ingehouden |
| zij, ze | houden in | hielden in | hebben ingehouden |
Presens
Example presens sentences for Inhouden with some of the pronouns.
- Ik hou mijn adem in tijdens het duiken.
- Deze zakken houden water goed vast.
- Jij houdt altijd rekening met anderen.
- Wij houden van lange wandelingen in de natuur.
- Zij houden zich bezig met wetenschappelijk onderzoek.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Inhouden with some of the pronouns.
- Ik hield mijn adem in tijdens het duiken.
- Deze zakken hielden water goed vast.
- Jij hield altijd rekening met anderen.
- Wij hielden van lange wandelingen in de natuur.
- Zij hielden zich bezig met wetenschappelijk onderzoek.
Perfectum
Example perfectum sentences for Inhouden with some of the pronouns.
- Ik heb mijn adem ingehouden tijdens het duiken.
- Deze zakken hebben water goed vastgehouden.
- Jij hebt altijd rekening gehouden met anderen.
- Wij hebben genoten van lange wandelingen in de natuur.
- Zij hebben zich beziggehouden met wetenschappelijk onderzoek.