inzien
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | zie in | zag in | heb ingezien |
| jij, je, u | ziet in | zag in | hebt ingezien |
| hij, zij, het | ziet in | zag in | heeft ingezien |
| wij | zien in | zagen in | hebben ingezien |
| jullie | zien in | zagen in | hebben ingezien |
| zij, ze | zien in | zagen in | hebben ingezien |
Presens
Example presens sentences for Inzien with some of the pronouns.
- Ik zie de zon schijnen.
- Hij ziet de fout in zijn redenering niet.
- Wij zien de resultaten van het onderzoek.
- Jullie zien de schoonheid van de natuur.
- Zij zien de waarde van teamwork in.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Inzien with some of the pronouns.
- Ik zag de maan elke avond opkomen.
- Hij zag het gevaar niet aankomen.
- Wij zagen elkaar regelmatig tijdens de vakantie.
- Jullie zagen er vermoeid uit na de lange reis.
- Zij zagen de wereld als een avontuurlijke plek.
Perfectum
Example perfectum sentences for Inzien with some of the pronouns.
- Ik heb de film al gezien.
- Hij heeft zijn fouten ingezien.
- Wij hebben de kans gemist om te winnen.
- Jullie hebben de nieuwe technologie omarmd.
- Zij hebben de juiste beslissing genomen.