overhouden
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | hou over | hield over | heb overgehouden |
| jij, je, u | houdt over | hield over | hebt overgehouden |
| hij, zij, het | houdt over | hield over | heeft overgehouden |
| wij | houden over | hielden over | hebben overgehouden |
| jullie | houden over | hielden over | hebben overgehouden |
| zij, ze | houden over | hielden over | hebben overgehouden |
Presens
Example presens sentences for Overhouden with some of the pronouns.
- Ik houd altijd tijd over voor mijn hobby's.
- Jij houdt meestal geld over na het betalen van de rekeningen.
- Hij/zij houdt vaak eten over na een feestje.
- Wij houden regelmatig spullen over na het opruimen.
- Jullie houden nooit energie over aan het einde van de dag.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Overhouden with some of the pronouns.
- Ik hield altijd tijd over voor mijn hobby's.
- Jij hield meestal geld over na het betalen van de rekeningen.
- Hij/zij hield vaak eten over na een feestje.
- Wij hielden regelmatig spullen over na het opruimen.
- Jullie hielden nooit energie over aan het einde van de dag.
Perfectum
Example perfectum sentences for Overhouden with some of the pronouns.
- Ik heb altijd tijd overgehouden voor mijn hobby's.
- Jij hebt meestal geld overgehouden na het betalen van de rekeningen.
- Hij/zij heeft vaak eten overgehouden na een feestje.
- Wij hebben regelmatig spullen overgehouden na het opruimen.
- Jullie hebben nooit energie overgehouden aan het einde van de dag.