schilferen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | schilfer | schilferde | heb geschilferd |
| jij, je, u | schilfert | schilferde | hebt geschilferd |
| hij, zij, het | schilfert | schilferde | heeft geschilferd |
| wij | schilferen | schilferden | hebben geschilferd |
| jullie | schilferen | schilferden | hebben geschilferd |
| zij, ze | schilferen | schilferden | hebben geschilferd |
Presens
Example presens sentences for Schilferen with some of the pronouns.
- Mijn huid schilfert in de winter.
- Ik schilfer regelmatig na een dagje strand.
- De oude verflaag begint te schilferen.
- Bij een droge hoofdhuid kan het gaan schilferen.
- De boomstam begint te schilferen door de weersomstandigheden.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Schilferen with some of the pronouns.
- Mijn huid schilferde altijd in de winter.
- Vroeger schilferde ik vaak na een dagje strand.
- Toen we de oude verflaag ontdekten, schilferde deze al.
- Als mijn hoofdhuid droog was, schilferde het
- In het verleden schilferde de boomstam ook door de weersomstandigheden.
Perfectum
Example perfectum sentences for Schilferen with some of the pronouns.
- Mijn huid heeft vorige winter geschilderd.
- Ik heb na een dagje strand altijd geschilferd.
- De oude verflaag is gaan schilferen.
- Bij een droge hoofdhuid is het gaan schilferen.
- Door de weersomstandigheden is de boomstam gaan schilferen.