smeken
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | smeek | smeekte | heb gesmeekt | 
| jij, je, u | smeekt | smeekte | hebt gesmeekt | 
| hij, zij, het | smeekt | smeekte | heeft gesmeekt | 
| wij | smeken | smeekten | hebben gesmeekt | 
| jullie | smeken | smeekten | hebben gesmeekt | 
| zij, ze | smeken | smeekten | hebben gesmeekt | 
Presens
Example presens sentences for Smeken with some of the pronouns.
- Ik smeek je om hulp.
- Hij smeekt haar om vergiffenis.
- Wij smeken de regering om actie te ondernemen.
- Jullie smeken ons om een kans te geven.
- Zij smeken de jury om een eerlijke beoordeling.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Smeken with some of the pronouns.
- Ik smeekte je om hulp.
- Hij smeekte haar om vergiffenis.
- Wij smeekten de regering om actie te ondernemen.
- Jullie smeekten ons om een kans te geven.
- Zij smeekten de jury om een eerlijke beoordeling.
Perfectum
Example perfectum sentences for Smeken with some of the pronouns.
- Ik heb je gesmeekt om hulp.
- Hij heeft haar gesmeekt om vergiffenis.
- Wij hebben de regering gesmeekt om actie te ondernemen.
- Jullie hebben ons gesmeekt om een kans te geven.
- Zij hebben de jury gesmeekt om een eerlijke beoordeling.