Verinnerlijken
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | verinnerlijk | verinnerlijkte | heb verinnerlijkt |
jij, je, u | verinnerlijkt | verinnerlijkte | hebt verinnerlijkt |
hij, zij, het | verinnerlijkt | verinnerlijkte | heeft verinnerlijkt |
wij | verinnerlijken | verinnerlijkten | hebben verinnerlijkt |
jullie | verinnerlijken | verinnerlijkten | hebben verinnerlijkt |
zij, ze | verinnerlijken | verinnerlijkten | hebben verinnerlijkt |