vermissen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | vermis | vermiste | heb vermist |
| jij, je, u | vermist | vermiste | hebt vermist |
| hij, zij, het | vermist | vermiste | heeft vermist |
| wij | vermissen | vermisten | hebben vermist |
| jullie | vermissen | vermisten | hebben vermist |
| zij, ze | vermissen | vermisten | hebben vermist |
Presens
Example presens sentences for Vermissen with some of the pronouns.
- Ik mis mijn familie heel erg.
- Jij mist de trein als je niet op tijd vertrekt.
- Hij mist zijn oude vrienden uit het buitenland.
- Wij missen het warme weer van vorige zomer.
- Zij missen de gezelligheid van het café.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Vermissen with some of the pronouns.
- Vroeger miste ik mijn beste vriendin elke dag.
- Toen ik jong was, miste ik de zorgeloosheid van mijn kindertijd.
- Hij miste de bus en kwam te laat op school.
- Wij misten de sfeer van het oude huis nadat we waren verhuisd.
- Zij misten de harmonie in hun relatie en besloten uit elkaar te gaan.
Perfectum
Example perfectum sentences for Vermissen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn moeder gemist toen ik op reis was.
- Jij hebt de kans gemist om hem te ontmoeten.
- Hij heeft zijn favoriete tv-programma gemist omdat hij moest werken.
- Wij hebben de wedstrijd gemist door het slechte weer.
- Zij hebben het feestje gemist vanwege een andere verplichting.