Verweldigen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | verweldig | verweldigde | heb verweldigd |
jij, je, u | verweldigt | verweldigde | hebt verweldigd |
hij, zij, het | verweldigt | verweldigde | heeft verweldigd |
wij | verweldigen | verweldigden | hebben verweldigd |
jullie | verweldigen | verweldigden | hebben verweldigd |
zij, ze | verweldigen | verweldigden | hebben verweldigd |