voorbehouden
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | behoud voor | behield voor | heb voorbehouden |
| jij, je, u | behoudt voor | behield voor | hebt voorbehouden |
| hij, zij, het | behoudt voor | behield voor | heeft voorbehouden |
| wij | behouden voor | behielden voor | hebben voorbehouden |
| jullie | behouden voor | behielden voor | hebben voorbehouden |
| zij, ze | behouden voor | behielden voor | hebben voorbehouden |
Presens
Example presens sentences for Voorbehouden with some of the pronouns.
- Ik behoud een tafel voor je.
- Hij behoudt zijn recht om te klagen.
- Zij behoudt haar positie in het bedrijf.
- Wij behouden onze tradities.
- Jullie behouden de controle over het project.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Voorbehouden with some of the pronouns.
- Ik behield een tafel voor je.
- Hij behield zijn recht om te klagen.
- Zij behield haar positie in het bedrijf.
- Wij behielden onze tradities.
- Jullie behielden de controle over het project.
Perfectum
Example perfectum sentences for Voorbehouden with some of the pronouns.
- Ik heb een tafel voor je voorbehouden.
- Hij heeft zijn recht om te klagen voorbehouden.
- Zij heeft haar positie in het bedrijf voorbehouden.
- Wij hebben onze tradities behouden.
- Jullie hebben de controle over het project behouden.