hacken
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | hack | hackte | heb gehackt |
| jij, je, u | hackt | hackte | hebt gehackt |
| hij, zij, het | hackt | hackte | heeft gehackt |
| wij | hacken | hackten | hebben gehackt |
| jullie | hacken | hackten | hebben gehackt |
| zij, ze | hacken | hackten | hebben gehackt |
Presens
Example presens sentences for Hacken with some of the pronouns.
- Ik hack computers om beveiligingslekken op te sporen.
- Jij hackt websites voor ethisch hacken.
- Hij hackt systemen om gevoelige informatie te verkrijgen.
- Wij hacken netwerken om zwakke plekken te identificeren.
- Zij hacken telefoons om persoonlijke gegevens te stelen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Hacken with some of the pronouns.
- Vroeger hackte ik computers om beveiligingslekken op te sporen.
- Vroeger hackte jij websites voor ethisch hacken.
- Vroeger hackte hij systemen om gevoelige informatie te verkrijgen.
- Vroeger hackten wij netwerken om zwakke plekken te identificeren.
- Vroeger hackten zij telefoons om persoonlijke gegevens te stelen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Hacken with some of the pronouns.
- Ik heb computers gehackt om beveiligingslekken op te sporen.
- Jij hebt websites gehackt voor ethisch hacken.
- Hij heeft systemen gehackt om gevoelige informatie te verkrijgen.
- Wij hebben netwerken gehackt om zwakke plekken te identificeren.
- Zij hebben telefoons gehackt om persoonlijke gegevens te stelen.